De HEER richtte zich tot mij:

‘Mensenkind, geef de Israëlieten een raadsel op, vertel hun dit verhaal:

“Dit zegt God, de HEER:

Eens kwam er een grote adelaar naar de Libanon. Zijn vleugels waren breed en lang, hij had veel veren en was bontgekleurd. Uit de top van een ceder plukte hij het bovenste takje en bracht dat naar een land van handelaars, waar hij het neerlegde in een koopmansstad. Daarna nam hij een zaailing uit de aarde en pootte die in een vruchtbaar veld, op een plaats waar veel water was. Hij plantte hem waar je ook een wilg zou planten. De zaailing liep uit en werd een wijnstok, die breed uitgroeide maar dicht bij de grond bleef. Zijn ranken richtte hij naar de adelaar, zijn wortels stonden stevig in de grond. Zo groeide de zaailing uit tot een wijnstok met takken en uitlopende twijgen.

Toen kwam er een andere grote adelaar met brede vleugels en veel veren, en de wijnstok draaide vanuit de grond waarin hij geplant was zijn wortels naar hem toe en strekte zijn ranken naar hem uit. Hij wilde zijn water van deze adelaar, hoewel hij toch op een goed veld geplant was, waar hij genoeg water had om te groeien, vrucht te dragen en een prachtige wijnstok te worden.

En nu zegt God, de HEER:

Hoe zal het de wijnstok vergaan? Zal de adelaar niet al zijn vruchten afplukken en al zijn wortels losrukken zodat hij verdort? Al zijn jonge loten zullen verdorren, en er is geen machtig leger, geen grote mensenmenigte voor nodig om hem uit de grond te rukken.

De wijnstok is geplant, maar zal het hem goed gaan? Zal hij niet verdorren zodra de oostenwind hem beroert – verdorren in de grond waarin hij groeit?”’

De HEER richtte zich tot mij:

‘Zeg tegen dit opstandige volk:

“Begrijpen jullie niet wat dit verhaal betekent? De koning van Babylonië is naar Jeruzalem gekomen om de koning en de andere leiders van het land naar Babel mee te voeren. Hij sloot een verdrag met een telg uit het koningshuis en liet hem een eed van trouw zweren. De andere machthebbers voerde hij uit het land weg, want het moest een onbeduidend koninkrijk blijven dat zich niet zou verheffen. Dan zou het verdrag worden nageleefd en het koninkrijk blijven bestaan.

Loading

Lees ook deze Berichten:

Ezechiël 34:11-20 De slechte herders en de goede h...
Ezechiël 47:1-12 De rivier uit de tempel 1
Ezechiël 37:15-28 Eén God, één volk, één herder 2
Ezechiël 33:12-21 Ieder mens naar zijn daden beoor...
Ezechiël 35:1-15 Profetie over het Seïrgebergte en...
Ezechiël 36:13-25 2
Ezechiël 47:13-23 De grenzen van het land 2
Ezechiël 12:1-10 Een teken voor het opstandige vol...
Ezechiël 41:1-12 1
Ezechiël 8:1-11 Visioen in de tempel van Jeruzalem...
Ezechiël 48:23-35 3
Ezechiël 4:11-17 2
Ezechiël 36:26-38 3
Ezechiël 7:1-13 Het einde komt 1
Ezechiël 41:13-26 2
Ezechiël 24:15-27 Een plotselinge slag 2
Ezechiël 6:11-14 Israël getroffen door het zwaard ...
Ezechiël 23:45-49 Ohola en Oholiba 4
Ezechiël 26:1-11 Profetie over Tyrus 1
Ezechiël 23:17-30 Ohola en Oholiba 2
Ezechiël 16:14-27 Jeruzalems ontrouw 2
Ezechiël 43:12-20 De verschijning van de HEER keer...
Ezechiël 26:12-21 Profetie over Tyrus 2
Ezechiël 15:1-8 Het hout van de wijnstok
Ezechiël 3:1-17 1
Ezechiël 7:14-27 Het einde komt 2
Ezechiël 29:13-21 Profetie tegen Egypte 2
Ezechiël 21:29-37 Het goddelijk zwaard 3
Ezechiël 14:12-23 Het lot van Jeruzalem 2
Ezechiël 32:25-32 3
Ezechiël 17:15-24 De adelaars en de wijnstok 2
Ezechiël 16:52-63 Jeruzalems ontrouw 5
Ezechiël 36:1-12 1
Ezechiël 23:1-16 Ohola en Oholiba 1
Ezechiël 43:21-27 De verschijning van de HEER keer...
Ezechiël 42:12-20 De ruimten voor de priesters 2
Ezechiël 37:1-14 Een dal vol beenderen 1
Ezechiël 39:15-29 2
Ezechiël 12:20-28 Een teken voor het opstandige vo...
Ezechiël 21:1-16 Het goddelijk zwaard 1
Ezechiël 18:23-32 Wie rechtvaardig handelt, zal le...
Ezechiël 3:18-27 2
Ezechiël 45:1-12 Verdeling van de grond 1
Ezechiël 20:1-12 Israël opstandig en ontrouw 1
Ezechiël 25:10-17 Profetie tegen de volken die Isr...
Ezechiël 44:1-10 Toegang tot de tempel 1
Ezechiël 33:22-33 Ieder mens naar zijn daden beoor...
Ezechiël 48:1-12 1
Ezechiël 25:1-9 Profetie tegen de volken die Israë...
Ezechiël 20:37-44 Israël opstandig en ontrouw 4
Ezechiël 40:13-26 De nieuwe tempel 2
Ezechiël 27:20-36 2
Ezechiël 44:11-19 Toegang tot de tempel 2
Ezechiël 27:1-19 1
Ezechiël 10:13-22 2
Ezechiël 24:1-14 De kookpot 1
Ezechiël 23:31-44 Ohola en Oholiba 3
Ezechiël 30:1-14 1
Ezechiël 48:13-22 2
Ezechiël 32:1-15 1
Ezechiël 21:17-28 Het goddelijk zwaard 2
Ezechiël 40:27-39 De nieuwe tempel 3
Ezechiël 1:15-28 Ezechiël geroepen 2
Ezechiël 30:15-26 2
Ezechiël 31:1-11 1
Ezechiël 33:1-11 Ieder mens naar zijn daden beoord...
Ezechiël 5:10-17 2
Ezechiël 43:1-11 De verschijning van de HEER keert...
Ezechiël 46:1-11 1
Ezechiël 2:1-10
0Shares